loeresen
- loe·re·sen
- loeres met uitgang -en
de loeresen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord loeres
- Voorts liepen er twee loeresen van honden los, die er een ongastvrije boel van maakten. [1]
- Het woord 'loeresen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.