living
- li·ving
- In de betekenis van ‘woonkamer’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
- pseudo-Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | living | livings |
verkleinwoord |
- (bouwkunde) een kamer ingericht om in te wonen
- De living was op het noorden gelegen.
- [1] huiskamer, leefkamer, woonkamer, woonvertrek
- Het woord living staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "living" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "living" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: living (VS) (hulp, bestand)
living
- onvoltooid deelwoord van live
living
- gerundium van live