lindebloesem
  • lin·de·bloe·sem
enkelvoud meervoud
naamwoord lindebloesem lindebloesems
verkleinwoord

de lindebloesemm

  1. (plantkunde) de bloemen van een linde Tilia  
     In de buffetkamer rook het naar lindebloesem en de karwijachtige bitterheid van droge takken zoals je wel in oude parken ruikt, en naar de lichte walm van twee kachelbouten waarmee Larisa Fjodorovna aan het strijken was en die ze om beurten in een uitgeschoven kachelpijp zette om ze te verhitten.[2]
     De 'wijn' is te vinden bij verschillende merken. Zo heeft het merk Woof&Brew een pawsecco. Je trouwe vriend kan kiezen uit de kleuren wit en rosé. Beide wijntjes zijn gemaakt van vlierbloesem, lindebloesem en ginseng, alleen is de rosé ook nog aangevuld met wortel.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Nadine Stolk
    “Zet je huisdier ook eens wat anders voor dan een bakje water” (20-12-2017), Tubantia