Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lim·bisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen limbisch
verbogen limbische
partitief limbisch - -

Bijvoeglijk naamwoord

limbisch

  1. (medisch) met betrekking tot de omranding
Vertalingen

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen