Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lijk·bid·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lijkbidder lijkbidders
verkleinwoord lijkbiddertje lijkbiddertjes

Zelfstandig naamwoord

de lijkbidderm

  1. de aanzegger van een sterfgeval
    • De lijkbidder kwam ons het sterfgeval gisteren mededelen. 
Vertalingen

Gangbaarheid