• lich·te·laaie
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtelaaie
verkleinwoord

de lichtelaaiev / m [2]

  1. (verouderd) gloeiende vlam, felle brand
     Brandbommen zetten naburige huizen in lichtelaaie. Delen van het vuur waren te blussen geweest, maar er was groot gebrek aan brandweerlieden. Een politieagent zei dat de Haagse brandweer door de Duitsers was ingezet in het Ruhrgebied dat ook zwaar werd gebombardeerd.[3]
     Rond 00.30 uur hoorden omwonenden een harde knal. Niet veel later stonden een bijgebouw en een schutting in lichtelaaie. De brandweer schaalde direct op naar middelbrand en kwam met veel materiaal ter plaatse. Zo werd voorkomen dat de brand ook oversloeg naar de woning.[4]




stellend
onverbogen lichtelaaie
verbogen

lichtelaaie

  1. fel brandend, met uitslaande vlammen
  1. lichtelaaie op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Den Haag herdenkt 'vergissingsbombardement'” (Zondag 1 maart 2015, 07:48), NOS
  4.   Weblink bron
    Michel van Ballegooij
    “Fikse brand in Westerhaar, brandweer weet overslag naar woning te voorkomen” (14-12-2022), Tubantia