liaspen
- li·as·pen
- samenstelling van lias zn "bundel" en pen zn "dunne staaf om ergens door te steken"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liaspen | liaspennen |
verkleinwoord | - | - |
- (gereedschap) voet [7] met daarop een prikker die verticaal omhoog steekt, bestemd om papieren op vast te prikken zodat ze niet kunnen wegwaaien en desgewenst in tijdsvolgorde op elkaar blijven liggen
- Tenslotte komen nummer en prijs terecht bij de man, die beide op de liaspen steekt. Aan die pen wordt de uiteindelijke bewijskracht ontleend, als er een conflict ontstaat over de aanspraak op een prijs in de Staatsloterij. [1]
- Het woord liaspen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "liaspen" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Passepartout"Lokkend lot" in: De Volkskrant jrg. 38 nr. 11011 (27 januari 1961); p. 7 kol. 5; geraadpleegd 2019-11-10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be