levensgemeenschap
- le·vens·ge·meen·schap
- samenstelling van leven en gemeenschap met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levensgemeenschap | levensgemeenschappen |
verkleinwoord | - | - |
de levensgemeenschap v
- (biologie) het tezamen leven van een groep dierlijke of plantaardige organismen in een bepaald gebied
- (sociologie) samenhangende groep mensen waarin solidariteitsgevoelens en collectiviteitsbesef aanwezig zijn
- [1] plantengemeenschap, [2] leefgemeenschap
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord levensgemeenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.