levensbeschrijver
- le·vens·be·schrij·ver
- samenstelling van leven zn en beschrijver zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levensbeschrijver | levensbeschrijvers |
verkleinwoord | - | - |
- (beroep) iemand die het leven van een persoon beschrijft
- Het woord 'levensbeschrijver' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.