• le·vens·adem
enkelvoud meervoud
naamwoord levensadem levensadems
verkleinwoord

de levensademm

  1. (dichterlijk) het in leven zijn
     De een na laatste nacht aan boord zou het dan eindelijk gaan gebeuren: het noorderlicht zien en een definitieve gezamenlijke keuze maken. Dansend groen licht en laatste levensadem, vervloeiend, voor altijd.[2]
  2. (dichterlijk) dat wat iemand in leven houdt
     „Ik heb erover gedroomd dat ik aan het eind van de race succes krijg. Ik wil dit zo graag. Op het podium voel ik me als een vis in het water. Zingen is mijn levensadem. Ik hou van glitter en glamour en heb geen cent te makken. Wat dat betreft pas ik dus heel goed tussen de Toppers”, schatert Corine.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
  3.   Weblink bron “Corine wil vijfde Topper worden: stem op haar” (06-05-2011), Tubantia