• le·ven·de
vervoeging van: leven
verbogen vorm: levendee

levende

  1. verbogen vorm van levend, het onvoltooid deelwoord van leven

levende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van levend
enkelvoud meervoud
naamwoord levende levenden
verkleinwoord

de levendev / m

  1. iemand die in leven is
    • Hij was nog onder de levenden. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be