leunstoel
- leun·stoel
- samenstelling van leun ww en stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leunstoel | leunstoelen |
verkleinwoord | leunstoeltje | leunstoeltjes |
de leunstoel m
- een stoel met leuningen om lekker in te zitten
- Opa zat graag in zijn leunstoel.
1. een stoel met leuningen om lekker in te zitten
- Het woord leunstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leunstoel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be