leuningstoel
- leu·ning·stoel
- samenstelling van leuning zn en stoel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leuningstoel | leuningstoelen |
verkleinwoord | leuningstoeltje | leuningstoeltjes |
- gemakkelijke stoel met leuningen voor de armen
- ▸ Lady Delvaney zat in een leuningstoel bij de haard.[2]
- Het woord leuningstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Victoria Holt“Burcht der verschrikking” (1966), Saga, ISBN 9788726484878