leraarslokaal
- le·raars·lo·kaal
- samenstelling van leraar en lokaal met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leraarslokaal | leraarslokalen |
verkleinwoord | leraarslokaaltje | leraarslokaaltjes |
het leraarslokaal o
- (onderwijs) de kamer waar de leraren aanwezig zijn als ze op school zijn en geen les geven
- Het woord leraarslokaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.