Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ra·ren·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lerarenkamer lerarenkamers
verkleinwoord lerarenkamertje lerarenkamertjes

Zelfstandig naamwoord

de lerarenkamerv / m

  1. (onderwijs) de kamer waar de leraren aanwezig zijn als ze op school zijn en geen les geven
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be