lemmeraak
- lem·mer·aak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lemmeraak | lemmeraken |
verkleinwoord | - | - |
- (scheepvaart) groot zeilschip voor de binnenvaart van een type dat in de tweede helft van de 19e eeuw ontstond uit visaak
- De Groene Draeck is een stoere lemmeraak van bescheiden formaat. Zeker geen nuffig schip met overdadig interieur. Een zeilschip waarmee de familie regelmatig onze haven in Muiden verlaat, altijd met een enthousiaste prinses aan het stuurwiel. [2]
- Het woord 'lemmeraak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lemmeraak" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Wolzak, C.Brieven: Stop benepen discussie (11 maart 2016) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-11-13
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be