1. Glas-in-loodraam ter nagedachtenis aan de lekenbroeder J.B. Stöger op Wikipedia (de)
  • le·ken·broe·der
enkelvoud meervoud
naamwoord lekenbroeder lekenbroeders
verkleinwoord - -

de lekenbroederm

  1. (religie) (rooms-katholiek) monnik die wel geloften heeft afgelegd maar niet tot priester is gewijd, in een klooster vaak belast met ondersteunende praktische werkzaamheden
     De Janskerk was ooit de kapel van het Haarlemse Jansklooster ofwel de Commanderie van Sint-Jan waar deze schilder als lekenbroeder werkte en later ook werd begraven.[2]
     Dieptepunt was de moord op negen koormonniken en drie lekenbroeders, toen de troepen van prins Willem van Oranje de stad op 22 juli 1572 op de Spanjaarden veroverden.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Geertgen was hier” (17 juli 2009) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Herman Amelink
    “De stilte is gebleven” (27 mei 2009) op nrc.nl