lefmaker
- lef·ma·ker
- samenstelling van lef zn en maker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lefmaker | lefmakers |
verkleinwoord |
de lefmaker m
- iemand die onrust veroorzaakt
- Het woord 'lefmaker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lefmaker" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be