Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leeu·wen·aan·deel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeuwenaandeel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het leeuwenaandeelo

  1. (figuurlijk) veruit grootste part van een verdeling, voornaamste deel
     De handelsbalans tussen de beide landen in het afgelopen jaar is opgelopen tot ruim 1,2 miljard dollar. De Nederlandse uitvoer naar Turkije vormt het leeuwenaandeel: 750 miljoen dollar.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Lubbers bezoekt bedrijfsleven in Turkije” (17 mei 1993) op nrc.nl