leesplank
- lees·plank
- samenstelling van lees ww en plank [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leesplank | leesplanken |
verkleinwoord | leesplankje | leesplankjes |
- (onderwijs) een plank(je) met richels waarop, onder afbeeldingen, met losse letters woorden gevormd moeten worden teneinde hiermee vertrouwd te raken
- Het woord leesplank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leesplank" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be