Nederlands

 
nesten van oeverzwaluwen in leemgrond
Uitspraak
Woordafbreking
  • leem·grond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leemgrond leemgronden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

leemgrond m [1]

  1. gebied met kleiachtige grond; een grondsoort fijner dan zand
    • Van Aerle vermoedt dat de Brabantse leemgrond door de warme winter wel eens aan de oppervlakte zou kunnen komen. En dat zorgt voor drassigheid.[2] 
    • Wanneer niet snel een flinke portie leemgrond op de huidige fourageerplek van de vele steltlopers wordt gebracht, zijn de slikveldjes binnen enkele maanden geheel onder de waterspiegel verdwenen.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen