• lec·tuur
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het lezen’ voor het eerst aangetroffen in 1580 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lectuur -
verkleinwoord lectuurtje lectuurtjes

de lectuurv

  1. verwijst naar alles wat gelezen kan worden
     Of lag hij die ophitsende lectuur te lezen om in de stemming te komen voor zijn debuut als moordenaarsheld? Dat kon ook.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]