Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lauw·warm
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lauwwarm lauwwarmer lauwwarmst
verbogen lauwwarme lauwwarmere lauwwarmste
partitief lauwwarms lauwwarmers -

Bijvoeglijk naamwoord

lauwwarm [1]

  1. met een temperatuur rond de 37 oC
    • Serveer de wafels als ze lauwwarm zijn en desgewenst met maple syrup, extra banaan en extra pindakaas. [2] 
    • Smeer wat pindakaas in de punten van je haar na het wassen. Laat het intrekken en spoel grondig met lauwwarm water uit. Niemand wil de hele dag naar pindakaas ruiken. [3] 
    • Bestuif de taart uit de oven royaal met poedersuiker en laat hem afkoelen tot lauwwarm of koud. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen