lauweren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lau·we·ren
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de lauweren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lauwer
- alleen meervoud (figuurlijk) in het verleden gevierde successen
Uitdrukkingen en gezegden
- [2] op zijn lauweren rustenteren op zijn eerdere successen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lauweren |
lauwerde |
gelauwerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
lauweren
Gangbaarheid
- Het woord lauweren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lauweren" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be