langlaufen
- Geluid: langlaufen (hulp, bestand)
- lang·lau·fen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘skilopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1924 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
langlaufen |
langlaufte |
gelanglauft |
zwak -t | volledig |
langlaufen
- inergatief op latten door de sneeuw voortbewegen
- Er wordt daar veel gelanglauft
- ergatief op latten door de sneeuw ergens heengaan
- Martin langlaufte langs het bos toen hij werd overvallen door een lawine.
het langlaufen o
- (sport) wedstrijdsport waarbij de sporters zich voortbewegen op lange ski's
- Langlaufen is een sport tijdens de Olympische winterspelen.
- ▸ Ik weet waar jullie aan denken, jongens, zei hij. Sixten Jernberg heeft blijkbaar gewonnen en het is mooi dat we een gouden medaille bij het langlaufen hebben. Maar onthoud één ding, Sixten Jernberg is snel vergeten. Rome zal er altijd zijn.[2]
1. een manier van voortbewegen op latten door de sneeuw
- Het woord langlaufen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "langlaufen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "langlaufen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be