Nederlands

 
jachtluipaard (Acinonyx jubatus)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • land·roof·dier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landroofdier landroofdieren
verkleinwoord landroofdiertje landroofdiertjes

Zelfstandig naamwoord

het landroofdiero

  1. (roofdieren) een aantal roofdierfamilies waarvan de aanwezigheid van poten de kenmerkende eigenschap is. In een aantal taxonomische systemen, die nu in onbruik zijn geraakt, werden de landroofdieren als onderorde van de roofdieren (Carnivora) of een aparte orde beschouwd. Ze waren hiermee de tegenhangers van de zeeroofdieren (Pinnipedia), waartoe de oorrobben, walrussen en zeeleeuwen werden gerekend

Gangbaarheid

Meer informatie