• la·ken·vel·der
enkelvoud meervoud
naamwoord lakenvelder lakenvelders
verkleinwoord - -

de lakenvelderm

  1. lakenveldse koe van een runderras dat vooral herkenbaar is aan de witte band tussen de voor- en achterpoten om de borst en rug van een verder zwart of rood dier, de z.g. lakenvelder tekening
  2. een in Nederland en Westfalen gefokte kip met witte romp en zwarte kop, hals en staart

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
lakenvelder

stellend
onverbogen lakenvelder
verbogen
  1. van een lakenvelds ras