• la·dy
  • van Engels lady, in de betekenis 'edelvrouw' aangetroffen vanaf 1690 (zie vindplaats hieronder) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lady lady's
verkleinwoord lady'tje lady'tjes

de ladyv

  1. beleefde aanduiding voor een vrouw
    • The Mulligan brothers (VS, Alabama) zijn geen echte broers, zelfs geen verre familie en de violist is ook nog eens een lady. [2]
    • Theya van Rutte komt dan wel over als een vitale, praatgrage lady, het is bedrieglijke schijn. [3]
  2. (Engelse) edelvrouw
    • De gebeurtenissen rond strijder en koning Macbeth worden hierin verteld door lady Macbeth. [4]
    • Wanneer een Schip van de tweede rang zal voeren eenigh Ambassadeur, Hertogh, of Edelman, op zyn komste aan boort zullen elf schooten gedaan worden, en op zyne landing vyftien: En wanneer het zal voeren een Ridder, Lady, of Gentilman van aanzien, op haar aan boort komen zullen zeven schooten gegeven worden, en op haar landing elf: en de andere Scheepen zullen twee schooten minder geven, volgens haar rang, en getal van stukken. [5]

naar de vorm, ook ontleend aan het Engels

83 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
lady ladies

lady

  1. dame


  • la·dy

lady

  1. instrumentalis meervoud van lado

lady

  1. instrumentalis meervoud van lada