lachvalk
- lach·valk
- samenstelling van lach zn "(naar zijn kakelende alarmroep)" en valk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lachvalk | lachvalken |
verkleinwoord | lachvalkje | lachvalkjes |
- (valkachtigen) Herpetotheres cachinnans , een valkachtige roofvogel uite de neotropen
- De lachvalk komt ook in Suriname voor.
- Het woord 'lachvalk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.