• laag·har·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen laaghartig laaghartiger laaghartigst
verbogen laaghartige laaghartigere laaghartigste
partitief laaghartigs laaghartigers -

laaghartig

  1. een slecht karakter hebbend
    • De laaghartige moordenaar had ook de baby op een wrede wijze vermoord. 
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be