kwijtspelen
- Geluid: kwijtspelen (hulp, bestand)
- kwijt·spe·len
- samenstelling van kwijt en spelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kwijtspelen |
speelde kwijt |
kwijtgespeeld |
zwak -d | volledig |
kwijtspelen
- ergatief door ongelukkig of onverstandig handelen verliezen
- Hij speelde daarmee zijn waardevolste bezit kwijt.
- ergatief (Vlaanderen) kwijtraken
- Hoewel het werkwoord met zijn vervoegd wordt, regeert het een voorwerp ("..bezit"), dat echter eerder als een oorzakelijk dan als een lijdend voorwerp gezien moet worden. Een omzetting naar een lijdende vorm is niet mogelijk.
- [1] verspelen
- Het woord kwijtspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwijtspelen" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be