speelde kwijt
- speel·de kwijt
vervoeging van |
---|
kwijtspelen |
speelde kwijt
- enkelvoud verleden tijd van kwijtspelen
- Ik speelde kwijt.
- Jij speelde kwijt.
- Hij, zij, het speelde kwijt.
- Ik speelde kwijt.
- Het woord speelde kwijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.