kwaker
- kwa·ker
- Naamwoord van handeling van kwaken met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwaker | kwakers |
verkleinwoord | kwakertje | kwakertjes |
de kwaker m
- (informeel) eend, kikker
- Kan het nog aandoenlijker? Twee dwergnijlpaarden die in de Rotterdamse Diergaarde Blijdorp wonen, helpen een klein eendje dat tevergeefs probeert om op de kant te komen. Dankzij een klein zetje wordt de kleine kwaker gered. ,,Het maakt mijn hele dag goed!" vertelt Breshna Senchi uit Vlaardingen die het voor haar ogen zag gebeuren en filmde. [3]
- iemand die een hoop onzin uitkraamt
- Renckens vervolgt dat Van Berkum tijdens de zitting van de tuchtcommissie 'enorm door de mand viel'. Zelf ziet dr. Frank het heel anders. 'De heren van de "vereniging voor kwakers" zaten met hun mond vol tanden.' [4]
- lid van een door George Fox gestichte christelijke gemeenschap
- Het woord kwaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwaker" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ kwaker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Simone van Zwienen 08-06-15 Ontroerende reddingsactie van nijlpaarden bij kuikentje
- ↑ Het Parool 20 JUNI 2011 Dr. Frank boos om behandeling tuchtraad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be