• kut·te
  • (Werkwoord) onbekende oorsprong.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van de Latijnse naamwoorden cotta / cottus.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kutte
kutter
kuttet
kutta
kuttet
kutta
Klasse 1 zwak

kutte

  1. overgankelijk (snel) kleinsnijden

kutte opp

  1. overgankelijk fijnsnijden

kutte g

  1. (kleding) habijt, monnikengewaad, monnikspij
  2. (kleding) capuchon, kap
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kutte     m: kutten
v: kutta  
  kutter     kuttene  
genitief   kuttes     m: kuttens
v: kuttas
 
  kutters     kuttenes  



  • kut·te
  • (Werkwoord) onbekende oorsprong.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van de Latijnse naamwoorden cotta / cottus.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kutte
kuttar
kutta
kutta
Klasse 1 zwak

kutte

  1. overgankelijk (snel) kleinsnijden

kutte opp

  1. overgankelijk fijnsnijden

kutte v

  1. (kleding) habijt, monnikengewaad, monnikspij
  2. (kleding) capuchon, kap
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kutte     kutta     kutter     kuttene  
genitief                      
bijvormen enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kutta         kuttor     kuttone  
genitief