Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kus·hand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kushand kushanden
verkleinwoord kushandje kushandjes

Zelfstandig naamwoord

de kushandv / m

  1. kus op je eigen hand die je met een wuif gebaar naar iemand anders stuurt, kusgebaar
    • Luc begon naar me toe te rennen. Ik kende die film en ook ik begon te rennen. We vlogen in elkaars armen. Ik herinner me het applaus van de omstanders. En toen we gearmd het perron afliepen gingen de agenten opzij. Ze lachten naar ons en de blonde agent gaf ons een kushandje. [2] 
  2. kus op de hand van iemand anders
    • Voor de serie The king of Solana Beach trok Antin, met ferme snor en baard en in zwarte cape, hoed en laarzen door haar Californische woonplaats en zelfverklaard koninkrijk. Praatjes slaan met ‘zijn’ onderdanen, in perfect hoofse stijl een kushand geven aan een oudere dame. [3] 
    • Met een galante kushand voor koningin Máxima van de Portugese president Marcelo Rebelo de Sousa is het koningspaar begonnen aan het staatsbezoek aan Portugal. [4] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 34
  3. de Standaard 21 JUNI 2014 JAN DESLOOVER
  4. Tubantia Jeroen Schmale 10-oktober-2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be