• kunn·skap
  • Afkomstig van de Nederduitse woorden kunschap / kuntschap
  • Noors zelftandig naamwoord met het achtervoegsel -skap
Naar frequentie 5791
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kunnskap     kunnskapen     kunnskaper     kunnskapene  
genitief   kunnskaps     kunnskapens     kunnskapers     kunnskapenes  

kunnskap, m

  1. bekendheid
  2. kennis, medeweten, weten
    «Hun har gode kunnskaper i språk.»
    Ze heeft een goede kennis van talen.
  3. kunde, wetenschap


  • kunn·skap
  • Afkomstig van de Nederduitse woorden kunschap / kuntschap
  • Nynorsk zelftandig naamwoord met het achtervoegsel -skap
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kunnskap     kunnskapen     kunnskapar     kunnskapane  

kunnskap, m

  1. bekendheid
  2. kennis, medeweten, weten
    «Ho har gode kunnskapar i språk.»
    Ze heeft een goede kennis van talen.
  3. kunde, wetenschap