• kruis·vuur
enkelvoud meervoud
naamwoord kruisvuur kruisvuren
verkleinwoord

het kruisvuuro

  1. (militair) een beschieting vanuit meerdere richtingen
    • Het afgelopen jaar zijn wereldwijd 93 journalisten en mediaprofessionals gedood tijdens de job. Dat blijkt uit statistieken van de Internationale Federatie van Journalisten (IFJ), die vrijdag gepubliceerd werden. De reporters in kwestie kwamen om nadat ze in een kruisvuur waren beland, of werden het slachtoffer van al dan niet gerichte (bom)aanslagen. Vooral Irak, Afghanistan en Mexico bleken in 2016 gevaarlijk terrein.[2] 
    • Een vrouw die net die avond aankwam voor een vakantie op Curaçao verklaart dat ze nog steeds nachtmerries heeft van het moment dat ze in dit kruisvuur terecht kwam. Ze zag twee mannen liggen in een plas bloed, en werd zelf door een kogel geraakt in haar rechterbeen. Meerdere toevallige slachtoffers hebben blijvend letsel overgehouden aan hun schietwonden. [3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 30/12/2016 adm
  3. Volkskrant Charlotte Huisman 29 mei 2015