kreukbaar
- kreuk·baar
- Naamwoord van handeling van kreuken met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kreukbaar | kreukbaarder | kreukbaarst |
verbogen | kreukbare | kreukbaardere | kreukbaarste |
partitief | kreukbaars | kreukbaarders | - |
kreukbaar
- omkoopbaar, corrupt, frauduleus m.n. van overheidsdienaren
- Geld is geweld - dat we daar nu pas achter komen. Wanneer de markt geen concurrentie meer wordt aangedaan, blijkt alles kreukbaar te zijn. De NOS kan wel hoog van de toren blazen over commercie, maar is zelf in zee gegaan met Filmnet. De KNVB verkoopt de voetbalrechten aan een consortium waar het zelf deel van uitmaakt. Publieke opdracht en private belangen lopen door elkaar en dat is altijd een uitnodiging tot geestelijke of gewone corruptie. [1]
- Het woord kreukbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ NRC 1 april 1996