krantenjongen
  • kran·ten·jon·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord krantenjongen krantenjongens
verkleinwoord

de krantenjongenm

  1. iemand die kranten verkoopt of bezorgt
    • Dit bescheiden boekje vloeide voort uit een zomerverblijf in Arlington Heights, een nette buitenwijk van Chicago, het type wijk ‘waar mensen de achterdeur niet op slot doen, en de krantenjongen de krant op je oprit gooit’. Dit is de wereld van normale, buitengewoon vriendelijke, hardwerkende mensen, aldus Nieman, en daarmee veel meer ‘Amerika’ dan New York en Los Angeles. Maar daar beginnen de problemen al. Arlington Heights is gegroeid dankzij white flight en volgens de census bestaat de bevolking voor meer dan negentig procent uit blanken. Dit is dus níét Amerika. Naast het verblijf aldaar maakte Nieman met zijn vrouw een aantal roadtrips, waaronder eentje per motor.[2] 
    • Erdogans levensverhaal wordt in de hagiografieën gebracht als een leidraad voor vrome Turken. Hij was het jongetje dat na school op straat simit verkocht, broodringen met sesam, en het met hard werken schopte tot president. De Anatolische variant op van krantenjongen tot miljonair. [3] 
  2. (schertsend) journalist
    • Als krantenjongen wil je natuurlijk dolgraag weten wat er allemaal in de toekomst staat te gebeuren (scoop! scoop!). Ik zal je met alle liefde bijpraten. In Nederland zijn we inmiddels toe aan het tweede kabinet-Barbie - inderdaad, die van Oh Oh Cherso. Dat zit zo: in 2028 ging Frankrijk failliet en toen besloot de VVD de verkiezingen weg te bezuinigen („linkse hobby”, vond toenmalig VVD-leider Anna Verdonk - ja, de dochter van). Tv-magnaat Johnny de Mol - ja, de zoon - zag zijn kans schoon en organiseerde direct So you think you can govern. Barbie was de presentatrice, maar het publiek zag haar aan voor kandidaat. Dus. Zodoende. Haar eerste kabinet viel overigens over de missie in Salou.[4]  
  • van krantenjongen tot miljonair
de Amerikaanse droom: ook heel gewone mensen kunnen door slim en hard werken rijk worden
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Auke Hulst 19 september 2016
  3. NRC Marloes de Koning
  4. NRC Rob Wijnberg 27 september 2011
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be