krankzinnigengesticht

 
  • krank·zin·ni·gen·ge·sticht
enkelvoud meervoud
naamwoord krankzinnigengesticht krankzinnigengestichten
verkleinwoord

het krankzinnigengestichto

  1. (medisch) (verouderd) plaats waar psychiatrische patiënten verpleegd en gehuisvest werden
     Uwe genade, de directeur van het krankzinnigengesticht is hier, wat wilt u dat hij doet? Wat ik wil? Laat ze allemaal weggaan, dat is alles.[3]
     In Paramaribo is een bronzen kop onthuld van de Surinaamse vakbondsman Louis Doedel. Doedel leidde in de jaren 30 van de vorige eeuw demonstraties van arbeiders en bezocht op een dag onverwacht de Nederlandse Gouverneur Kielstra. Die liet Doedel vervolgens voor 28 dagen ter observatie opsluiten in een krankzinnigengesticht. Hij zou nooit meer vrij komen en stierf 43 jaar later, op 20 januari 1980.[4]
  1. krankzinnigengesticht op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  4.   Weblink bron
    Harmen Boerboom
    “Eerherstel vakbondsman Suriname” (11-01-2013), NOS