krabbenzakje
- krab·ben·zak·je
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | krabbenzakje | krabbenzakjes |
het krabbenzakje o dim. tant.
- (kreeftachtigen) Sacculina carcini ; een parasitaire rankpootkreeft uit de familie Sacculinidae, die langs de Belgische en Nederlandse kust vrij algemeen wordt aangetroffen
- Een krabbenzakje is wel verwant aan een zeepok, maar lijkt er helemaal niet op. Uitwendig er aan de gastheerkrab alleen maar een zakje te zien.
- ▸ ⧖ Ontaarding door parasitisme vindt men o.a. bij het krabbezakje (Sacculina carcini), een zakvormige kreeft, die leeft op het achterlijf van de strandkrab en deze uitzuigt met wortelachtige draden.[1]
- krabbezakje (officiële schrijfwijze tot 2006)
- Het woord 'krabbenzakje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Hoogeveen, E. J. V. M. Peeters, Johannes Leonardus Elbertus“Leerboek der dierkunde ten dienste van hoogere burgerscholen en gymnasia, normaal-, kweek- en M.U.L.O.-scholen, met een atlas” (1919), Nijmegen [etc.]