• kook·vocht
enkelvoud meervoud
naamwoord kookvocht kookvochten
verkleinwoord

het kookvochto

  1. vocht dat vrijkomt bij het koken (van groenten) of het vocht waarin gekookt is en vaak wordt afgegoten
    • Na een paar minuten gaan de schelpen open. Voeg naar smaak peper toe en blus af met de wijn. Laat het geheel nog een paar minuten sudderen. Schenk de inhoud van de pan door een zeef en bewaar het kookvocht. Vis alle volle, geopende schelpen en losse schelpdiertjes eruit. Gooi de schelpen die niet geopend zijn weg![2] 
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sam de Voogt 2 november 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be