Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kook·nat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kooknat
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kooknato

  1. het water waarin met voedsel gekookt heeft
    • Schil en gaar de asperges. Leg een servet of een schone theedoek op een schaal, haal de asperges uit het kooknat, laat ze even uitlekken en leg ze op het doek om af te koelen. Roer de aardbeienpuree door de Canadese saus (zo heet een pittige remoulade) en doe er de cognac bij. Geef de saus in een apart sauskommetje bij de afgekoelde asperges. [1] 
    • Bonduelle vult het kleinste conservenblikje met een paar bonen in kooknat. Het blikje kost inkoop de fabrikant meer dan de bonen zelf. Maar het is voor de oudere alleenstaande, legde Bonduelle me uit. Die wil niet zo'n grote pot van Hak. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen