koffietaart
- Geluid: koffietaart (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɔfiˌtart / (3 lettergrepen)
- kof·fie·taart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koffietaart | koffietaarten |
verkleinwoord | koffietaartje | koffietaartjes |
- (kookkunst) zoet, luchtig gebak waarin bonen van Coffea arabica zijn verwerkt
- ▸ Zij vertelde van een koffietaart, die „verrukkelijk" was geweest.[2]
- koffiegebak, koffiekoek (gebak dat bij koffie geserveerd wordt)
- Het woord 'koffietaart' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron E. von Twerdiansky (vert. C.H.)Voor de Jeugd. Grootvaders Rijksdaalder in: Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander, jrg. 18 nr. 152 (20 december 1919), p. 9 kol. 1