• koei·en·ziek·te
enkelvoud meervoud
naamwoord koeienziekte koeienziekten
koeienziektes
verkleinwoord

de koeienziektev

  1. (veeteelt) ziekte die bij koeien heerst
     Duitse koeienziekte baart melkveehouders in Twente zorgen: De Duitse veeziekte die rondwaart in 2.000 Duitse stallen baart melkveehouders in Twente en de Achterhoek grote zorgen.[2]
     Toen de varkenspest of die verschrikkelijke koeienziekte - dat weet ik met meer - opnieuw dreigde toe te slaan, verzuchtte hij in het journaal van acht uur ‘Moge Gode dat verhoeden!’[3]
  • krijg de koeienziekte
    (krachtterm) val dood (verwensing)
  1. koeienziekte op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Duitse koeienziekte baart melkveehouders in Twente zorgen” (07-11-2011), Tubantia
  3.   Weblink bron ........... Koekoeksklok in: Neerlandica extra Muros., jrg. 40 nr. 1 (februari 2002), Rozenberg Publishers, Amsterdam, p. 82