Nederlands

 
koehaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·haar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koehaar koeharen
verkleinwoord koehaartje koehaartjes

Zelfstandig naamwoord

het koehaaro

  1. product gemaakt van de haren van de vacht van een rund dat men o.a. gebruikte voor het verstevigen van mortel
    • Fabricage van stoffen als koehaar, kunstwol enz. zal altijd ongezond blijven, evenals die van de meeste verfstoffen en enkele metaalbereidingen. Vrome wenschen zullen 't echter blijven dat de fabrikant daarin verbetering brengt ter wille der arbeiders: dat bewijst de ervaring; alleen wanneer zijn voordeel er mede gepaard is, gaat hij tot verbetering over. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen