knolribzaad

Nederlands

Tekening uit Köhler's Medizinal-Pflanzen (1887)

Uitspraak

• Geluid:  knolribzaad    (hulp, bestand)

• (IPA in voorbereiding)

Woordafbreking

• knol·rib·zaad

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  knol  en  ribzaad zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	knolribzaad	knolribzaden
verkleinwoord	knolribzaadje	knolribzaadjes

Zelfstandig naamwoord

het knolribzaad o

1. (bloemplanten) (voeding) Chaerophyllum bulbosum  een tweejarige, kruidachtige plant uit de schermbloemenfamilie. Knolribzaad wordt 1 tot 2 m hoog en bloeit van juni tot augustus. De plant heeft een tot een knol verdikt hypocotyl (het deel van de stengel onder de zaadlobben). Omwille van deze eetbare knol wordt de plant op kleine schaal gekweekt in Nederland en Duitsland. In Oost-Europa wordt de plant algemener als groente gekweekt. In het wild komt de plant in Nederland zeldzaam voor langs de grote rivieren. In België wordt de plant niet in de natuur aangetroffen

Synoniemen

• knolkervel

Hyperoniemen

• ribzaad, schermbloemenfamilie, zaadplanten, asteriden, bedektzadigen, landplanten, planten

Gangbaarheid

• Het woord 'knolribzaad' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• [1] knolribzaad in het Nederlands Soortenregister N
• [1] knolribzaad op Wikidata
• [1] knolribzaad op "Wilde planten in Nederland en België" ♣