knikkergal
- Geluid: knikkergal (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
- knik·ker·gal
- samenstelling van knikker zn en gal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knikkergal | knikkergallen |
verkleinwoord | knikkergalletje | knikkergalletjes |
- (vliesvleugeligen) Andricus kollari een gladde, ronde, 10–20 mm grote gal, die voorkomt in bladoksels van tweejarig hout van de zomer- en wintereik en wordt veroorzaakt door de galwesp (Andricus kollari). De galwesp legt haar eitje in de bladoksels, waarna de boom geprikkeld wordt tot het vormen van gallen. De gal is groen, maar wordt in augustus bruin en heeft een dikke, harde wand. In de gal zit de larve van de galwesp. Eind augustus- begin september kruipt de galwesp door een op een houtworm lijkend gaatje uit de gal. De gal kan na het verlaten van de galwesp aan de boom blijven zitten
- knikkergalwesp, echte galwespen, galwespen, vliesvleugeligen, insecten, zespotigen, geleedpotigen, dieren
- Het woord 'knikkergal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.