knerpen
- kner·pen
- In de betekenis van ‘krakend geluid maken’ voor het eerst aangetroffen in 1880 [1]
- klanknabootsing [2]
knerpen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knerpen |
knerpte |
geknerpt |
zwak -t | volledig |
- het maken van een piepend, knarsend, krakend geluid
- De meeste hoofdbrekens kostte de paardentram. Ze zijn er misschien wel, maar ze kunnen de straat niet op, want een trambaan met de juiste spoorbreedte is niet voorradig. Uiteindelijk bleek het Duitse plaatsje Döbeln, in de voormalige DDR, de ideale plek te zijn. Er lagen nog rails op de juiste afstand van elkaar, de vereiste kasseien waren aanwezig en er was een tramwagon beschikbaar. “En toevallig kwam ook het parcours aardig met dat van de Dam overeen, compleet met de bochten waarin die trams doorheen knerpen.”[4]
- Twee schelpenwinningsbedrijven, in Harlingen en Yerseke, hebben waarschijnlijk zonder geldige vergunning schelpen uit de Waddenzee gehaald. Dus best kans dat die schelpen op de paden in natuurgebieden illegaal onder uw schoenen knerpen.
[5]
- Het woord knerpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knerpen" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "knerpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ knerpen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Warna Oosterbaan 23 maart 2013
- ↑ Volkskrant Gidi Pols 29 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be