Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klo·te·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kloterig kloteriger kloterigst
verbogen kloterige kloterigere kloterigste
partitief kloterigs kloterigers -

Bijvoeglijk naamwoord

kloterig

  1. (pejoratief) heel vervelend
    • Het was een kloterige avond, het regende, de band van zijn fiets was lek en ik was nog ziek ook. 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be